4. Landschap als spiegel van maatschappelijke opgaven

Over dynamiek en kwaliteitsverbeteringen in het landschap

Wat is de relatie tussen landschappelijke kwaliteit en de urgentie van de opgave? Hoe zou de ARO kunnen bijdragen aan de discussie over zonne-energie in relatie tot landschappelijke kwaliteit? Wat kunnen recreatieterreinen en dorpsranden bijdragen aan het vergroten van biodiversiteit en afwisseling in het landschap? Over deze vragen gaan Ingeborg Thoral en Klaas Jan Wardenaar met elkaar in gesprek.

“We moeten versnellen met het opwekken van hernieuwbare energie, maar wel op zo’n manier dat het landschap niet in de uitverkoop staat en we nieuwe kwaliteiten kunnen toevoegen.”

Klaas Jan: ‘Hoe zit het met de relatie tussen landschappelijke kwaliteit en urgentie van de opgave?’ Die vraag speelt bij mij al langer en zou ik in dit gesprek graag wat verder willen uitdiepen.

We hebben als ARO bijvoorbeeld een advies gegeven over zonnepark De Doorbraak in Anna Paulowna. Wat me daarbij opviel was dat het provinciaal beleid nog erg kneedbaar is. Een deel van de projecten voor zonneakkers vormt een uitzondering op het eerder opgestelde zonnebeleid en is alleen mogelijk als ze aangewezen worden als zogenaamd stimuleringsgebied. Het plan voor het zonnepark De Doorbraak is daar een voorbeeld van. Er is volop discussie over zonneparken, ook als onderdeel van de Regionale Energiestrategieën, maar de krachten of drijfveren achter het beleid en de keuzen zijn mij niet altijd even helder, evenals de richting die het op zal gaan. Mijn vraag daarbij aan jou Ingeborg: ‘Welke positie zou de ARO hierin moeten bekleden?’

Ter toelichting iets meer over die krachten en drijfveren: Aan de ene kant heb je de doorgaans negatief getinte maatschappelijke discussie, ondersteund door bijvoorbeeld de afhoudende stellingname van Rijksadviseur voor de Fysieke Leefomgeving Berno Strootman. Daar tegenover staan de afspraken in het Klimaatakkoord van Parijs, de Nederlandse vertaling daarvan, de Urgenda eis, en de steeds voelbaarder signalen van klimaatverandering. Doorrekeningen tonen aan dat daken volleggen met zonnepanelen onvoldoende is om op tijd aan de opgave voor schone energie te voldoen. Al deze zaken onderstrepen de urgente noodzaak van de energietransitie. En daarbij zijn ook de ‘maatschappelijke meerwaarden’ belangrijk, het meervoudig gebruik van zonneparken. Met name herstel van biodiversiteit is naast energie en klimaat een even zo urgente opgave. Met landschappelijke elementen en geoptimaliseerde inrichting is juist met zonneparken een substantiële ondersteuning van biodiversiteit mogelijk.

Ingeborg: Goede vraag Klaas Jan. In het geval van het zonnepark De Doorbraak hebben wij op basis van het concrete planvoorstel geadviseerd om de ‘landschapspijn’ te verzachten en andere opgaven mee te koppelen. De plek waarop dit zonnepark landde stond niet meer ter discussie, terwijl deze locatie op het eerste gezicht niet voor de hand ligt. Je zou bijvoorbeeld verwachten dat de zonneakker op, in plaats van naast de vuilstort gepland zou worden. In het huidige plan is het meer een incident in het landschap dat erg dicht bij de voormalige kreek ligt. Een visie op zonne-energie voor dit stimuleringsgebied, waarbij een nieuw, kwalitatief goed landschap ontstaat waar hernieuwbare energie onderdeel van uitmaakt, ontbreekt vooralsnog. Zo’n visie zou eigenlijk het startpunt moeten zijn.

We zouden als verzameling van experts, die ervaring opgedaan heeft in het land, kunnen bijdragen aan het scherpen van de provinciale blik, op een moment dat deze zich nog aan het vormen is. We kunnen de provincie, en ook initiatiefnemers, dus eerder in het proces adviseren over het ontwikkelen van zonnevelden, eerst in algemene zin en vervolgens meer specifiek in stimuleringsgebieden.

We zouden als verzameling van experts kunnen bijdragen aan het scherpen van de provinciale blik, op een moment dat deze zich nog aan het vormen is.

Overigens staat voor mij wel buiten kijf dat we zuinig met de ruimte van ons landschap om moeten gaan. Zonne-energie is daarbij een van de hernieuwbare energievormen, maar wel een die we zoveel als mogelijk moeten koppelen aan bestaande objecten, zoals daken, aan vernieuwing van het landschap of aan ander grondgebruik.

Klaas Jan: Het gevaar van de adviserende en reflecterende rol bij die je noemt is dat er weer een advieslaag bij komt, met alle traagheid die dat misschien oplevert. Ik wil vooral de aandacht vestigen op de betekenis en urgentie van de maatschappelijke opgave (energie, klimaat, biodiversiteit) en de invloed daarvan op de hiërarchie van belangen in onze huidige advisering per project. Bij nieuwe ontwikkelingen moet aandacht zijn voor bestaande landschappelijke kwaliteiten, maar daarmee zouden essentiële ontwikkelingen zoals de energietransitie en klimaatbeheersing niet mogen worden gefrustreerd. Deze brede maatschappelijke urgentie kan zelfs een geaccepteerde nieuwe laag in het landschap opleveren. Ik zou een opgave voor een zonnepark willen omarmen en meer positief kijken hoe deze in het landschap is in te passen en wat de integrale meerwaarde is voor het landschap.

Voor 2020 zouden we wellicht een thematische bijeenkomst kunnen organiseren, waarin we tot een onderbouwd advies komen om daarmee het provinciale beleid wat betreft ‘zon in het landschap’ aan te scherpen en te verbreden tot wat de bijdrage van ‘zon’ aan de landschappelijke kwaliteit, dus als nieuwe laag in het landschap, zou kunnen zijn.

 Ingeborg: We moeten versnellen met het opwekken van hernieuwbare energie, maar wel op zo’n manier dat het landschap niet in de uitverkoop staat en we nieuwe kwaliteiten kunnen toevoegen. Mijn ervaring is helaas dat dit bij zonnepark-opgaven meestal maar in beperkte mate mogelijk is. Vaak wordt de kavel zoveel mogelijk volgepropt met zonnepanelen, of er zijn andere beperkende redenen. Kortom, er is een groot spanningsveld tussen het omarmen van de opgave en het huidige ruimtelijke resultaat van losse zonnevelden in het landschap.

Mijn vraag aan jou gaat over camping ‘t Noorder Sandt, een planontwikkeling waar we eerder als ARO over hebben geadviseerd en die me sterk is bijgebleven. Het uitbreiden van campings langs de Nederlandse kust legt altijd een claim op het landschap, maar kan wel goed gekoppeld worden aan het grotere thema biodiversiteit. Hoe kijk jij hier tegenaan en vind je dat dit plan op dit vlak hier voldoende uit heeft gehaald?

Klaas Jan: Economisch zijn vakantieparken van belang voor een regio, maar ze staan in de hiërarchie van relevante afwegingsaspecten voor het landschap toch een stuk lager op de urgentieladder.

Interessant is wel dat je hier de link legt met biodiversiteit. Zoals bekend is de natuurwaarde van het landelijk gebied in 30 jaar tijd met meer dan 75% gedaald. Zeker in de intensieve landbouwgebieden. De recreatieparken zijn inderdaad een kans voor biodiversiteit. Integratie van natuur en andere functies is niet alleen logisch en leuk, maar ook bittere noodzaak. Recreatieparken hebben veel relatie met het historisch landelijk gebied, met zijn kleinschaligheid en variatie, zijn rommeligheid, afwisseling van zon en schaduw en onbeheerde overhoekjes. Dit geeft veel van de voldoening die men in de vrije tijd zoekt. Maar het is dus ook voor de basis-natuur, de niet heel kritische soorten die wel essentieel zijn voor de voedselpiramide en het functioneren van het ecosysteem, fantastisch. Zeker als een vakantiepark met dat aspect in het achterhoofd is ontworpen.

“Integratie van natuur en andere functies is niet alleen logisch en leuk, maar ook bittere noodzaak.”

Mijn volgende vraag aan jou gaat over die rommeligheid in het landschap. Wij zijn in het beleid geneigd om te streven naar absolute landschappen, echt ruige natuur of juist strak georganiseerde droogmakerijen. Zie jij mogelijkheden hoe we die rommeligheid in criteria bij de beoordeling van plannen kunnen meenemen?

Ingeborg: De behoefte aan opschaling van de vrijetijdseconomie is een ontwikkeling die beslag legt op het landschap. De vraag is dan altijd: gaat er alleen maar ruimte verloren of krijg je er ook kwaliteit voor terug? Ik zie bij deze ontwikkelingen inderdaad een kans om aan natuurbouw te doen en hoop stiekem dat we ooit nog eens een uitbreidingsplan voorgelegd krijgen dat – anders dan anders – inzet op een lage dichtheid van recreatiewoningen, gecombineerd met natuurbouw.

Het thema verrommeling stelde Rijksadviseur Mels Crouwel al tussen 2004 en 2008 aan de kaak en is nog steeds actueel. Met name daar waar de ruimte open is en een nieuwe ontwikkeling echt neigt op te rukken. Een voorbeeld is de ‘verdozing’ van het landschap die bijvoorbeeld zichtbaar is vanaf de snelwegen, daar waar we eerst nog de verte in keken. In de plannen die wij voorgelegd krijgen vind ik dat we indirect zeker ook op verrommeling beoordelen, zowel in het landschap alsook op de kavel zelf.

Mijn vervolgvraag: wie moet volgens jou de regie pakken bij het realiseren van ruimtelijke kwaliteit in de dorpsranden? Het afgelopen jaar hebben we een aantal woningbouwplannen in dorpsranden beoordeeld, die binnendorps niet konden worden opgelost.

Klaas Jan: Uit je antwoord over de vakantieparken begrijp ik dat niet helemaal duidelijk ben geweest. Ik denk dat er een groot verschil is tussen ‘verrommeling’ (negatief) en ‘rommeligheid’ (in zekere mate wat mij betreft positief). Wat betreft verrommeling ben ik het met je eens. Rommeligheid daarentegen zegt iets over diversiteit in het landschap. Een (verplichte?) beperking van het aantal recreatiewoningen per hectare in vakantieparken zou een mooi instrument zijn om de diversiteit dit soort gebieden te vergroten, en daarmee ook natuurinclusiviteit te stimuleren. De gederfde inkomsten zouden misschien door beprijzing van biodiversiteit terug te verdienen zijn, zoals CO2-fixatie al doet in een aantal projecten. Dat is een studie en gedroomde ontwikkeling op zich, misschien iets voor volgend jaar.

Overigens, de ontwikkeling van die vakantieparken in het landschap kan natuurlijk wel tot verrommeling leiden, zeker als er geen interactie is met het landschap. Dat sluit ook aan op je vraag over de kwaliteit van en de regie op dorpsranden. Je zou altijd moeten streven naar een transparante en recreatief toegankelijke groenrand, als verplicht onderdeel van dit soort ontwikkelingen. Transparant, omdat ik allergisch ben voor ‘schaamgroen’. Je moet juist zorgen dat deze ontwikkelingen een relatie hebben met het landschap. Recreatief toegankelijk, omdat door een openbaar pad langs de buitenzijde van privépercelen de dorpsrand zich niet als achterkant, maar als representatieve voorkant zal ontwikkelen. En verplicht, omdat je daarmee forceert dat het al vanaf het begin een plek krijgt in de exploitatie. Als deze groenzone dan ook nog de biodiversiteit van het mooi rommelige dorps- of vakantiepark-milieu verbindt aan het landschap, zitten we helemaal goed.

Ingeborg: Wat ik in zijn algemeenheid een boeiende opgave voor de dorpsrand vind is hoe de interactie tussen dorp en landschap kan worden verbeterd. De kwaliteit van de rand – waar twee werelden samenkomen – is zeer groot, maar wordt vaak onvoldoende benut. Hoe mooi zou het zijn als we in de toekomst nog initiatieven zien langskomen, die deze verbinding verbeteren en ook nog op andere manieren een impuls aan de dorpsrand weten te geven. Bijvoorbeeld door bij te dragen aan klimaatrobuustheid, het vergroten van de biodiversiteit, duurzame energieopwekking of bijvoorbeeld lokale voedselproductie. Dit kan misschien direct van de markt gevraagd worden, maar vooral de gemeentes zouden hierbij de regie moeten hebben.

Ingeborg Thoral

Landschapsarchitect/stedenbouwkundige

lid van de ARO sinds maart 2016

Directeur MIXST URBANISME, docent diverse master- en bacheloropleidingen, expert ontwerp O-team van het ministerie BZK.

Aandachtsgebieden:
strategie, ontwerp en onderzoek van landschappelijke en stedelijke vraagstukken; focus ligt bij industrieel of landschappelijk erfgoed, de ontwikkeling van het landelijke gebied, duurzame infrastructuur, veerkrachtige en waterbestendige steden en energielandschappen.

Klaas Jan Wardenaar

Ecoloog en landschapsarchitect

lid van de ARO sinds mei 2016

Mede-eigenaar landschapsarchitectenbureau SMARTLAND, lid van de Commissie MER en docent Academie van Bouwkunst Amsterdam en Technische Universiteit Delft.

Aandachtsgebieden:
actuele vraagstukken met name gekoppeld aan klimaatverandering, zowel op klein schaalniveau (ruimtelijke inrichting en architectuur) als op groter schaalniveau (deltaprogramma, ruimtelijke adaptatie, kustverdediging, grootschalige natuurontwikkeling, integrale gebiedsontwikkeling), recreatie en toerisme.
  • Zonnepark de Doorbraak, gemeente Hollands Kroon
  • Woningbouwontwikkeling Veluweweg 44 Waarland, gemeente Schagen

Het plan betreft de aanleg van een groot zonnepark nabij de Amsteldijk in Anna Paulowna. Het gaat om een perceel van circa 17 hectare, ten westen van de vuilstort. Initiatiefnemer is Statkraft, een Noors energiebedrijf. Vanwege de ligging, grootte en hoogte, past het plan niet binnen de reguliere spelregels (o.a. geen aansluiting op Bestaand Stedelijk Gebied, art. 2 UVR). Een aanwijzing als stimuleringsgebied is noodzakelijk om dit park mogelijk te maken. In april 2019 zijn de eerste gesprekken gevoerd tussen provincie en gemeente Hollands Kroon over het initiatief voor het zonnepark.

De gemeente is positief over het plan. Belangrijke factor is het feit dat de percelen beperkte agrarische waarde hebben. De grond is in 1916 namelijk afgegraven om het gat in de Amsteldijk te dichten (vandaar de naam “De Doorbraak”) en is daarmee in kwaliteit achteruit gegaan.

De locatie is eveneens geschikt omdat deze binnen beperkte afstand ligt van een onderverdeelstation van Liander, waar het zonnepark op kan worden aangesloten.

Locatie zonnepark ten zuiden van Amstelmeer (Bron: Beeldkwaliteitsplan zonneakker de Doorbraak, BügelHajema 22 augustus 2019)

Inrichtingsplan zonnepark (Bron: Beeldkwaliteitsplan zonneakker de Doorbraak, BügelHajema 22 augustus 2019)

ARO advies (20 oktober 2019)

De ARO heeft begrip voor de gekozen locatie, maar constateert dat dit plan door gemeente en provincie nog teveel als incident wordt behandeld en dat de initiatiefnemer te weinig wordt aangespoord of verplicht kansen te benutten om er echt een bijzondere locatie van te maken die kwaliteit toevoegt aan de polder. Dat de zonneakker een tijdelijke functie is doet daar niets aan af. De ARO adviseert om in het plan meer te doen aan het creëren van meerwaarde op het gebied van recreatief medegebruik, biodiversiteit en waterberging en daarbij niet alleen de focussen op de huidige behoeften. Wandelroutes langs de randen van het gebied voegen bijvoorbeeld iets toe aan de mogelijkheden om de polder, de historie van het landschap (Lotmeerkreek) en de zonneakker zelf te beleven. Wat betreft biodiversiteit bieden de voorstellen al de nodige meerwaarde, maar met name in de randen en overgangen naar de omgeving (westzijde en overgang naar de vuilstort) kan meer kwaliteit worden toegevoegd.

Naast de aansporing om maatschappelijke meerwaarde te creëren in het plan zelf adviseert de ARO de gemeente Hollands Kroon tevens om op schaal van de gemeente een ruimtelijk kader te maken voor dergelijke zonneakkers, om te voorkomen dat het incidenten worden in het landschap.

Op dit moment zet de commissie vraagtekens bij onderdelen van het plan ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit. Een onderbouwing door de gemeente op een hoger schaalniveau voor wat betreft de locatiekeuze en optimalisatie van het plan zelf zijn nodig voordat de ARO positief kan adviseren aan GS.

Stand van zaken

Er is door GS een brief gestuurd aan de gemeente waarin is opgenomen welke aspecten van het advies van de ARO meegenomen moeten worden in de verdere planuitwerking. Daarna is hier nog contact over geweest met de initiatiefnemer. Het is bij de publicatie van het jaarverslag niet duidelijk wat de huidige stand van zaken is.

Het plan betreft de bouw van 35 woningen in een enclave (buiten BSG) in het dorp Waarland. Ter plekke zat een groot agrarisch loonbedrijf c.q. agrarisch handels- en hulpbedrijf. Alle schuren en loodsen van dit bedrijf worden verwijderd. In de Visie Veluweweg is ook nog een mogelijke tweede fase van uitbreiding van woningbouw te zien.

Ontwikkelingsgeschiedenis Waarland, met rechts binnen de rode lijnen de nieuwe ontwikkeling (Bron: Visie Veluweweg Waarland, RRog stedenbouw en landschap, maart 2019))

 

Stedenbouwkundig ontwerp (Bron: Visie Veluweweg Waarland, RRog stedenbouw en landschap, maart 2019)

ARO advies (22 mei 2019)

De ARO is positief over de locatie, de omvang en de ontsluiting van deze ontwikkeling, maar heeft nog een aantal aanbevelingen om de kwaliteit van het plan te vergroten. Meer in algemene zin vraagt de commissie om nog eens goed naar de opzet van entree, laan en hofje te kijken en hoe deze zich tot het programma en de mogelijke tweede fase van uitbreiding verhoudt. De commissie stelt voor om ruimtelijk een duidelijker onderscheid te maken tussen het bestaande lint en de uitbreiding. Dit kan onder meer door singelbeplanting toe te voegen aan de achterzijde van de bestaande woningen in het lint en de laanbeplanting langs de toegangsweg pas te laten beginnen na de sloot aan de achterzijde van het lint. De singel aan de zuidzijde van het hofje zou ook bij verdere uitbreiding behouden moeten blijven. De commissie vraagt ook om nog eens goed naar de parkeeroplossingen te kijken en mogelijk ook naar het programma, zodat er minder op straat wordt geparkeerd. Dit komt de kwaliteit van de openbare ruimte ten goede. Parkeren op eigen terrein bij de hoekwoningen zou al een verbetering zijn. Ook meer water in het plan draagt bij aan een betere openbare ruimte en biedt bovendien ook ecologische meerwaarde.

Stand van zaken

De gemeente is bezig met de uitwerking van het plan in een bestemmingsplan.